De Bataven waren een stam uit Germanië , die zich rond 10 v. Chr. stevig had gevestigd in de Betuwe (tussen Waal en Rijn) en in het land van Maas en Waal (ten zuiden van de Waal). Zij waren uitstekend geïntegreerd in de Romeinse – en bestuursstructuur.

Als ‘bondgenoten’ leverden ze vooral troepen voor het Romeinse leger. Bataafse soldaten in het Romeinse leger bewezen trouwe diensten en golden als sterke, uiterst loyale soldaten, met als specialiteiten paardrijden en zwemmen. Bij wijze van bijzondere gunst waren de Bataven vrijgesteld van belastingen, en ze genoten een hoge mate van zelfbestuur. Zij konden goeddeels hun eigen gang gaan, binnen de door de Romeinen gestelde kaders.

 

In zijn Historiën schrijft Tacitus (circa 55 – 120) het volgende:

Van al deze stammen munten de Bataven uit in moed. Zij bewonen het eiland in de Waal, alsook een smalle strook op de linkeroever. Ooit behoorden zij tot de Chatti, maar na interne strijd zijn ze overgegaan naar een gebied waar ze deel zouden gaan uitmaken van het Romeinse rijk. Nog altijd nemen ze een bijzondere plaats in, teken van hun aloude verbondenheid met ons: ze krijgen geen vernederende heffingen opgelegd en worden niet door belastingpachters uitgezogen. Vrijgesteld van lasten en bijdragen en uitsluitend bestemd voor diensten in de strijd, vormen zij een reserve arsenaal voor de oorlog.

 

Bron: Tacitus, De opstand van de Bataven. Vertaald en toegelicht door Vincent Hunink, Amsterdam 2005.

 

Go To Top